Tibetaanse monniken hebben heel wat over om wereldvrede te promoten, vooral dan ongelooflijk veel geduld. In de Drepung Loseling abdij in India maken ze een buitengewone en kleurrijke mandala met miljoenen zandkorrels. Een mandala is een Tibetaanse kunstvorm voor een geometrisch patroon, een plan of een kaart dat symbolisch een uitbeelding is van de kosmos. Acht uur per dag spenderen de monniken aan het maken van deze prachtige kunstvorm. Het zorgvuldig gekleurde zand wordt met monnikengeduld bevestigd op het ontwerp.
Ieder kunstwerk begint met de uittekening van het project. Gekleurd zand wordt dan minutieus aangebracht met metalen trechters die de naam chak-purs hebben. Op een speciale manier gieten de monniken het zand in de trechters en die vallen op het ontwerp, het is net alsof ze aan het schilderen zijn. De techniek heeft niet alleen een absolute behendigheid nodig maar ook een enorm geduld en concentratie.
Het vreemde is dat deze kunststructuren, die dienen als spiritueel symbool, kort nadat ze voltooid zijn worden uit elkaar gehaald. Het vernietigen is een metafoor voor de tijdelijkheid van het leven. Het uiteengejaagde zand wordt dan verdeeld in twee delen, één wordt gebruikt bij de Tibetaanse ceremonies en is voor het publiek bedoeld, het andere deel wordt gegoten in een rivier, die zijn weg zal zoeken naar de zee, waardoor de wensen voor wereldvrede zich zullen verspreiden over heel de wereld.
Regelmatig verplaatsen de monniken zich naar andere landen waar ze een mandala maken voor de mensen die niet vertrouwd zijn met hun gebruiken.